Waarom kennen we zoveel conflicthaarden in het Midden-Oosten? Zijn ze onderling met elkaar verbonden?
Jan Weuts: “Ik denk dat er inderdaad een verband bestaat tussen de conflicten in Israël en de Palestijnse gebieden, Syrië, Irak, en bij uitbreiding Libië, Bahrein, Yemen, Somalië…en verder nog naar Mali, Nigeria, maar dat zou ons te ver brengen.
Israël, een stukje geëxporteerd Europa als gevolg van WOII en de Holocaust, slaagt er niet in om een vreedzame co-existentie tot stand te brengen met de oorspronkelijke Palestijnse bewoners. In plaats daarvan gaat het verder met het koloniseren van het weinige land dat nog in handen is van de Palestijnen. De bewoners van Gaza zijn zo gedoemd om te leven in een open gevangenis. Bovendien beantwoordt Israël elk gewapend verzet met een collectieve bestraffing die kinderen noch burgers ontziet. Tegenover de onmacht van de machthebbers in de omringende Arabische landen om hier iets aan te veranderen, zien we een enorm solidariteitsgevoel onder hun bevolking. Dit voedt een extremistische onderstroom die vooral door religieus fundamentalisten opgepikt wordt.
En het is nu net de “global war against terror” gericht tegen die fundamentalisten, tegen Al-Qaeda, die de Verenigde Staten er hebben toe aangezet om in 2003 Irak binnen te vallen onder het voorwendsel dat Saddam Hussein directe steun verschafte aan terroristische religieus fundamentalisten. Door dit te verpakken als een kruistocht, heeft Bush Jr. nog meer olie op het vuur gegooid. 11 jaar na die militaire aanval in Irak en na 14 jaar globale oorlog tegen het terrorisme moeten we constateren dat het terrorisme spectaculair is toegenomen.
Een ander gevolg van de inval in Irak is dat het precaire evenwicht tussen de soennieten en de sjiieten, de twee voornaamste Islamstrekkingen in de regio grondig werd verstoord. Deze stromingen leven al eeuwen in een gewapende vrede, en in Irak en Syrië werd een open conflict onderdrukt door het seculier “pan-arabisme” van de Baath-partijen.
Zo zijn we bij Syrië beland, het voorlopig laatste land waar de Arabische lente is afgegleden naar een open burgeroorlog, waar de soennitische extremistische fundamentalisten in het verzet de bovenhand hebben gekregen en IS, het Islamitisch Kalifaat over de Syrisch-Iraakse grens uitdijt.”
Wat zijn de gevolgen van die conflicten met betrekking tot minderheden?
Jan Weuts: “Een minderheid is per definitie “anders” (geaardheid, ras, taal, religie) maar ze deelt met ‘de meerderheid’ een economie, een brede cultuur, een geschiedenis. Het Midden-Oosten, en bij uitbreiding de ganse wereld, is de bakermat van zovele verschillende culturen, die hebben geleerd hoe samen te leven, maar die nu in een verschrikkelijke crisis beland is.
Van zodra de eerste doden vallen is het zelfs als kind onmogelijk te ontsnappen aan de opdeling in kampen die een burgeroorlog met zich meebrengt. Dit omdat alle gewapende partijen de slogan hanteren: “wie niet met ons is, is tegen ons!” Op het ogenblik dat een samenleving nood heeft aan visionaire leiders om het evenwicht te herstellen, zijn het meestal genadeloze, schrik inboezemende figuren die de bovenhand halen. Ze spelen in op de verschillen binnen een samenleving en demoniseren minderheden. Ze doen de sociale samenlevingscontracten die gegarandeerd worden door de staat teniet en verzaken aan het alleenrecht van de staat op het gebruik van geweld.”
Jan Weuts: “In theorie worden de fundamentele rechten (op bescherming, gezondheid, voeding, etc.) van onschuldige kinderen en burgers door het internationaal en humanitair recht gewaarborgd, maar in de praktijk belandt een bevolking in een oorlogszone in regelrechte gruwel, terreur. Ook in theorie moet een onderscheid gemaakt worden tussen strijders en burgers, civiele doelwitten waaronder scholen en hospitalen moeten ontzien worden en buitenrechtelijke executies zijn verboden. In de praktijk echter richten extremistische groeperingen, maar ook reguliere legers, ondertekenaars van de Conventies van Geneve, hun wapens op burgers en burgerdoelwitten om hun politieke doelen te bereiken, en laat dit nu net de definitie van terrorisme zijn.
De situatie is des te onrustwekkender voor minderheden in het noorden van Irak. Daar vindt een directe en open vervolging plaats door islamitische jihadisten (IS). Ze bedreigen niet alleen christenen en andere minderheden als samenleving maar ook hun beschaving, hun culturele, artistieke en historisch erfgoed van het land. Nog voor de aanvang van deze schendingen, was de christelijke bevolking in Irak sinds 2003 al aanzienlijk afgenomen van 1,5 miljoen tot 400.000 mensen.”
Hoe moeilijk is het om slachtoffers bij te staan in deze crisissen?
Jan Weuts: “We wensen het niemand toe, want ze verliezen omzeggens alles wat ze opgebouwd hebben in hun leven, maar mensen die have en goed achterlaten, en hun land ontvluchten, zijn het beste af. Dit heeft alles te maken met de veiligheid: voor henzelf, voor hun kinderen én voor de hulpverleners. In het geval van Jordanië, Libanon, Turkije, delen van Irak, vraagt dit een enorme inspanning van het gastland.
Hulp bieden aan slachtoffers van conflicten in hun thuisland echter, wordt steeds moeilijker. Het treffen van burgers en burgerdoelwitten is eerder regel dan uitzondering geworden. En toch is hulpverlening mogelijk, door beroep te doen op bestaande netwerken. Bisdommen, parochies, religieuze ordes spelen een belangrijke rol in de hulpverlening. Kerken, kloosters, scholen bieden opvang. Gastgezinnen die vluchtelingen opvangen worden op een discrete manier bijgestaan.
Grootschalige distributies worden vermeden om geen aandacht te trekken, want vele burgers samen zouden een doelwit kunnen worden. We werken eerder met coupons die mensen voor voedsel kunnen inwisselen. Consultaties bij de dokter worden terugbetaald.
En voor de rest blijven onderhandelen met strijdende partijen, hen blijven wijzen op het feit dat kinderen, ouderen, burgers, mensen zijn, zoals u en ik, en recht hebben op een waardig leven.”