Doen we vandaag wel genoeg om Palestijnen te beschermen?

Caritas International België Doen we vandaag wel genoeg om Palestijnen te beschermen?

© Caritas Jerusalem

© Caritas Jerusalem

07/06/2024

Sinds oktober doodde Israël al 35 000 Palestijnen. De aanvallen vanwege Israëlische kolonisten tegen Palestijnse burgers en hulpkonvooien op de Westelijke Jordaanoever nemen onverminderd toe. Beide feiten blijven internationaal onbestraft. Hoeveel rode lijnen moeten er nog overschreden worden vooraleer we zeggen: tot hier, en niet verder? Hoeveel burgers, medisch personeel en humanitaire hulpverleners moeten er nog gedood, in Gaza zowel als in de Westelijke Jordaanoever, alvorens we een halt toeroepen aan die straffeloosheid?

België, in de laatste weken van zijn EU-voorzitterschap en als historisch voorvechter van het internationale humanitaire recht, lijkt langzaam de rug te rechten. Het is bemoedigend dat het oproept tot een onmiddellijk en definitief staakt-het-vuren. Maar dat staakt-het-vuren is er alsnog niet. Elke tien minuten wordt er een Palestijns kind vermoord of verwond. Het is een sterk signaal dat België oproept tot de onvoorwaardelijke vrijlating van alle gijzelaars. Maar die vrijlatingen kwamen er alsnog niet. Het is goed dat België pleit (en blijft pleiten) voor het toelaten van essentiële en humanitaire hulp. Maar ook dat gebeurt dus nog niet systematisch, en gebeurt op het ritme van Israël, tussen de bombardementen door. Ook op kampen waar vluchtelingen verondersteld werden veilig te zijn, weten we sinds dit weekend.

Tussen de voluntaristische symboolpolitiek en het échte stoppen van de gruwel gaapt een enorme kloof. En tonen zich de grenzen van wat we als België kunnen betekenen om Palestijnen ter plaatse te beschermen. Dat is een pijnlijke en frustrerende vaststelling, maar mag er ons niet van weerhouden te blijven ijveren voor dialoog en vrede – zelfs al gaat dat via het tergend trage diplomatisch apparaat.

Doen we ondertussen in België écht genoeg ons best om de Palestijnen te beschermen? Want dat kan dus ook hier. En dat kan snel. En dat kan veel menselijker dan vandaag het geval.

Ten eerste. De wapentransporten vanuit en via ons land blijken nog steeds door te gaan. Daar kunnen we alvast iets doen. Stop met onmiddellijke ingang de doorvoer en levering van militair materiaal aan Israël.

Ten tweede. Onder de alleenstaande mannen die vandaag geen bed krijgen omwille van het tekort aan opvangplaatsen bevindt zich een groot aantal Palestijnen. Zij staan dus, net als andere nationaliteiten, op de wachtlijst. En slapen in kraakpanden, sommigen op straat. En dat, volgens Fedasils inschattingen, nog voor minstens negen maanden. Want zo lang is het wachten op een #plekvrij in het opvangnetwerk.

Bij deze Palestijnen monopoliseert de verschrikkelijke onzekerheid alle mentale ruimte: onzekerheid omtrent het welzijn van een achtergebleven familie in Gaza, onzekerheid hoe hun eigen dag er hier zal uitzien. Communicatie met de achtergebleven familieleden verloopt stroef. De internetverbinding is onbetrouwbaar. Soms gaan er weken voorbij alvorens ze iets van hun familie horen. De impact van deze onzekerheid op hun psychisch en fysiek welzijn is enorm.

Wat te doen? Verzeker hun een bed. Dat kan mórgen al door het verplicht spreidingsplan uit te rollen. Dat vraagt politieke moed. Is dat een optie in verkiezingstijden? We mogen het hopen.

Ten derde. Ook voor de Palestijnen die wél een plek toegewezen kregen in het opvangnetwerk is de onzekerheid en onduidelijkheid groot. En wegen ze. Onze beschermingsprocedures, en dan vooral de limieten en tekortkomingen ervan, maken het hen niet gemakkelijker.

Gezinshereniging om hun familie in veiligheid te brengen is een mogelijke piste – een piste waarop velen grote hoop zetten. Maar ook daar stellen we vast dat deze hoop de bodem ingeslagen wordt. Twee weken geleden ontvingen Palestijnse verzoekers om internationale bescherming de officiële mededeling dat de erkenningsprocedure lang kan duren: tot wel 21 maanden. In de maanden voorafgaand aan die erkenning kan er niet gestart worden met de gezinsherengingsprocedure. En zullen ze hun familie dus niet in veiligheid gebracht zien.

Het geeft te denken dat vandaag wél prioriteit gegeven wordt aan andere nationaliteiten. Als we dit procedureel kunnen bolwerken voor de ene nationaliteit, waarom dan niet voor de andere? Een moedige, voluntaristische beslissing die zou getuigen van menselijkheid. Is dat een optie in aanloop naar de verkiezingen? We mogen het hopen.

Hoe lang gaan we ons nog verschuilen achter het argument van de nood aan individualiteit of complexiteit wanneer het Internationaal Gerechtshof meent dat het optreden van Israël mogelijk genocidaal is en Israël aanmaant alle mogelijke maatregelen te nemen een genocide te vermijden? Is het als voorvechter van het internationaal recht niet onze morele plicht? We kunnen mogelijk levens redden, dus moeten we het doen.

Ten vierde. Zelfs indien een aanvraag gezinshereniging ingediend kan worden, zien we dat dit in de praktijk – enkele uitzonderingen daargelaten – vaak een lege doos blijft. Palestijnen die erin slagen een visum te bekomen, belanden op lange wachtlijsten om de grens naar Egypte te kunnen oversteken. Maar sinds januari hebben er daar nog amper evacuaties plaatsgevonden. Mensen krijgen de boodschap dat indien ze zich weten aan te melden in Caïro er voor hen gezorgd zal worden. Maar dat betekent wat de grensovergang betreft dus ook: trek jullie plan. Een dynamiek die onvermijdelijk in de kaart van de mensensmokkelaars speelt. Noem hen wat je wil, maar vandaag worden ze 5 000 euro betaald per volwassene die ze de grens overkrijgen. De helft voor minderjarigen. (Terzijde: wat leert ons dit over het ontbreken van een structurele organisatie van veilige en legale toegangswegen in het nieuwe Europese Migratiepact enerzijds en de omgekeerd evenredige stijging van mensensmokkel anderzijds?) Om deze perverse dynamiek van vraag en aanbod te doorbreken hebben we minstens nood aan een open grensovergang.

Ten slotte. Overweeg de organisatie van humanitaire corridors. Daar zijn we in het recente verleden als land in geslaagd middels een open samenwerking tussen overheid, religieuze instanties, middenveldorganisaties en onthaalgroepen. Voor welke Palestijnen dan? Dat is een netelige kwestie, te bepalen door politiek. Maar mogelijk kan een band met België (denk bijvoorbeeld aan mensen met familie hier) een eerste gemakkelijk en haalbaar criterium zijn.

Volgehouden diplomatie, menselijkheid en politieke moed. Is het in verkiezingstijd te veel gevraagd?

Luc Van Haute 
Directeur, Caritas International 

Verwant nieuws

Alle nieuwsberichten